Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doe nu dit, mijn zoon! en [5]red u, dewijl gij [6]in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, [7]onderwerp uzelven, en [8]sterk uw naaste. 5. Dat is, maak u vrij van de borgschuld, hetzij bij den schuldheer, opdat hij u ontsla of bij den schuldenaar, dat hij betale en u buiten zorg stelle. 6. Dat is, in het geweld van uwen schuldheer, voorzoveel als hij van u te eisen heeft. Vergelijk Gen.16:6, en de aantekening. 7. Het Hebreeuwse woord betekent zulke vernedering, alsof men zich met de voeten wil laten vertrappen; alzo Ps.68:31. Zie aldaar de aantekening. 8. Dat is, geef den schuldenaar goeden moed, opdat hij tevreden zij van de betaling, en hij die van u niet strengelijk afeise, maar geduldiglijk van den schuldenaar wachte en sterk of dring dengene voor wien gij borg geworden zijt, dat hij zijn best doe om te betalen.